Zwarte bladzijde: Willem Kloos en de smous
In het kader van foute teksten van goede schrijvers publiceerde Trouw afgelopen zaterdag ook dit gedicht van Willem Kloos:
O absoluut afschuwlijk applen-joodje,
Neen Jood niet, smous, die smeerig dorst aanranden
Mijn dichter-zijn, dat gíj met smeer’ge handen,
Smeerig van wan-verbruikte verf in ’t slootje
Woudt gooien van uw eigen zwak aan banden
Gelegd bestaan, neen aan een walglijk strootje
Van blufferige kleinheid, machtloos zoodje
Van vuil begeeren, dat nu haast gaat stranden
Op ’s werelds steen-rots-harde kust, die eindlijk
Zal walgen van dit stadsaangolvend zeewier
En zal met kalmen golf-slag heel dat grijpend
Ontuig versmijte’ in zee terug, dat pijnlijk
Het angstig voelt, boven zich voelt den meeuw-zwier
Der menschheid in zich-zelf doende rijpend.
Willem Kloos
Ongepubliceerd scheldsonnet tegen Bernard Canter (1893)
Canter schreef ook voor De Nieuwe Gids van Kloos, maar Kloos was in 1893 hard bezig om veel vrienden tegen zich in het harnas te jagen met scheldsonnetten. Een beetje deining is nooit weg, maar of het bovenstaande gedicht nou zo grappig is, valt te bezien. In tegenstelling tot andere scheldsonnetten is dit gedicht niet gepubliceerd in het tijdschrift. In het boek De geschiedenis van De Nieuwe Gids gaat G.H. ‘s- Gravesande in op deze gedichten die hij tot ‘de weerzinwekkendste publicaties [vindt] behooren’. Hij citeert er enkele en na het hierboven geciteerde gedicht schrijft hij: ‘Het tweede sonnet tegen Canter, dat ik niet wil afdrukken, is gedateerd 22 Nov 1893.’
Wat is er erg aan dat tweede sonnet. Ik vroeg Bart Slijper, biograaf van Willem Kloos, of hij de tekst van dat gedicht had.
Nee jammer: van de ongepubliceerde tekst, die met de andere scheldsonnetten in een cahier is geschreven heb ik geen kopie gemaakt. Het is haast al erg genoeg dat ik over de beginregel beschik: ‘O Smousje met uw onanisten-snuit’. Het cahier wordt bewaard in het Letterkundig Museum.
In 1893 koesterde Kloos in zijn verwarring een enorme wrok tegen bijna iedereen. Hij greep alles aan om te kunnen schelden – het maakte niet uit of je een burgerman, een socialist of zelfs maar een eerzuchtig dichtertje was. Van dit blinde, half krankzinnige schelden kreeg ook Canter zijn portie, maar met serieus te nemen antisemitisme heeft dit niets te maken. Kort hierna belandde Kloos in een inrichting.
Terug naar Trouw. Onder het artikel met alle teksten staan vooral reacties van mensen die alles relativeren. Dat verontrust me wel het meest. Zo schrijft ‘carel’, de mondige burger ondertekent nooit met een volledige naam noch met de echte, met op voorhand al enige verontwaardiging:
Kloos had van schelden een kunst gemaakt.Dat zou tegenwoordig niet meer kunnen.Het verschil is Auschwitz.Er zal n.a.v. het artikel hierboven wel weer veel gereageerd worden,maar Jood in de 19e eeuw is heel wat anders dan in de 21e.
(Update: dichter Peter Knipmeijer vond het tweede gedicht hier.)
Op het eind van zijn leven kreeg Kloos (en De Nieuwe Gids) wel ondersteuning van Dr. Alfred A. Haighton, een nationaal-socialist die het blad kocht en tot de redactie van het blad toetrad na de dood van Kloos. In Volk en Vaderland stond een positieve necrologie over Kloos. Geen fijne omgeving om in herdacht te worden.
zie ook http://rond1900.nl/?p=18684