Column: L.H. Wiener – Life imitates art
Life imitates art
In mijn vorig jaar verschenen dodenboek getiteld In zee gaat niets verloren, vertrouw ik het stoffelijk overschot van Lolita toe aan de Noordzee. Ik vond haar op 25 september 2014 dood op mijn schrijfbureau, waar ze eerder graag lag te snurken, ingeklemd tussen mijn monitor en mijn toetsenbord, de favoriete plek in mijn huis.
Het staat er ongeveer zo:
Op donderdag 25 september vaar ik de Argos in één lange trip van Hoorn naar jachthaven De IJmond in zijkanaal C van het Noordzeekanaal en meer het schip daar af, om de volgende dag om twaalf uur door de verkeersbrug in de A9 te gaan, die vanwege de drukte slechts driemaal per dag draait. En dan door de stad naar de winterstalling bij de Haarlemsche Jachtwerf.
Einde seizoen.
Ik wil thuis slapen om bij de poes te zijn en ga van Spaarnwoude met mijn vouwfiets door de polder. Ter hoogte van Penningsveer, bij jachthaven Assema, vind ik, vlak voor het bruggetje naar de Mooie Nel, een van de voorste slagpennen van een buizerd. Ik ben niet bijgelovig, maar bijgeloof kan nooit kwaad, en deze voorname veer brengt vast geluk.
Wanneer ik thuiskom ligt Lolita dood op mijn bureau.
Haar bek staat open.
Alsof ze aan een kramp is overleden.
Een voortand ontbreekt – wist ik niet.
Er loopt zwarte smurrie uit haar linker oog.
Ik moet een raam openzetten.
En nogal wat opruimen.
Schoonmaken is het woord.
De theedoek gooi ik weg.
Ik was er liever bij geweest.
Voor haar, niet voor mij.
Op vrijdagmorgen 26 september fiets ik terug naar de Argos en vaar het schip niet door Haarlem, maar andermaal door de sluizen bij IJmuiden, net als aan het begin van Lolita’s glorieuze zeereis. Ik meer af in de marina aldaar. VHF kanaal 74, steiger M, box 29.
Morgen is de uitvaart.
Op zaterdag 27 september 2014 draag ik de door vakantiestenen verzwaarde, maar nog niet afgesloten kist, met twee handen voor mijn buik over de steigers naar de boot. Het zilte water in de jachthaven geurt al bijna goed, maar pas als ik na ongeveer een halfuur rustig stomen de motor uitzet en het schip als een groene zwaan laat uitdrijven in de richting van het dorp dat ooit Zandvoort was, ruikt de Noordzee weer precies zoals hij zesenzestig jaar geleden voor het eerst geurde. In de wazige verte zijn Bouwes Palace en de watertoren vaag zichtbaar.
Zeilen hoeft nu niet, drijven is genoeg.
Haar schrijn was een vurenhouten kistje voor dure bourgogne, dat ik voor de gelegenheid van wijnhuis Henri Bloem aan de Kleverlaan ten geschenke had gekregen.
In de kuip til ik het deksel van de kist en leg het logboek op de in een zwart kussensloop gewikkelde vorm, die ik ten afscheid nog even licht beroer, en fluister de machteloze woorden van de tovenaar Prospero:
I’ll break my staff, bury it certain fathoms in the earth, and deeper than did ever plummet sound, I’ll drown my book.
Daarna schroef ik de kist op de dunne rand secuur dicht. Vier schroefjes op de hoeken en twee in het lange midden. Ik controleer de bodemplaat nog eenmaal, maar stel met zekerheid vast dat die niet waterdicht afsluit. Dan til ik de kist onder de relingdraad door en laat hem voorzichtig gaan. Met een doffe plons raakt hij het water. Ik maak de boothaak vrij van het achterstag en duw de kist zachtjes van de boot weg. Hij zakt tot over de helft in de zee, maar blijft nog drijven.
In de kajuit neem ik een fles Bushmills uit de bar en schenk een waterglas whiskey in, dat ik met een lange teug voor de helft leegdrink, waardoor mijn oogkassen zich met tranen vullen. Terug in de kuip neem ik waar dat de kist, zachtjes deinend, al iets dieper ligt.
Ik volg de rechthoekige sarcofaag verder, tot hij na enkele minuten, op een meter of zes afstand van de boot, licht borrelend, langzaam onder water verdwijnt.
Zo staat het er ongeveer op de pp. 244-5, maar zo is het in de werkelijkheid van mijn leven niet gegaan, want daarin wilde ik haar liever in de lange bloembak in mijn tuin leggen, dezelfde bloembak waar ze in het laatste stadium van haar aards bestaan zo graag in de koelte van de begroeiing ging liggen, alsof ze haar laatste rustplaats zelf al aangaf. Maar mijn boek eiste nu eenmaal een zeemansgraf, nadat ze zo heldhaftig vier weken mee aan boord was geweest. Helemaal tot Oostende aan toe. En zo moest ik deze plechtige handeling verzinnen en verbeelden, als een onontkoombare literaire eis.
Maar aangezien mijn boeken mijn bestaan rechtvaardigen en niet andersom, zoals bij de meeste schrijvers, of in concreto: aangezien ik alleen in mijn boeken werkelijk besta, heb ik na het doden van een jaar tijd besloten Lolita alsnog bij mij te voegen, voor altijd. En zo volvoer ik de handeling uit mijn boek op 27 september 2015 alsnog.
Het is opnieuw het einde van het vaarseizoen, als ik de Argos bij jachthaven De IJmond afmeer en op mijn vouwfiets door de polder naar huis ga om mijn poes uit de bloembak op te graven. Enkele dagen tevoren heb ik bij wijnhandel Henri Bloem opnieuw een wijnkistje van mooi wit vurenhout gehaald, vierkant ditmaal en niet afkomstig uit Frankrijk maar uit Chili. Reinventing Chili staat er met donkerbruine letters op vier zijden ingebrand. Het is wijn afkomstig uit Maipo Valley, een provincie even ten zuiden van Santiago, een onvervalste Indomita, met de Primitivo Salento uit Puglia een van mijn favoriete wijnen.
Met mijn vulpen Excalibur streep ik viermaal het ingeschroeide woord Chili door en vervang het door de naam Lolita. Maar anders dan de vorige keer in mijn boek sluit de bodem van dit kistje wel geheel af, zodat ik met een houtboor 10 rondom een aantal gaten maak.
Het is rustig weer, redelijk helder, met een NO wind kracht 4 Bft, als ik buiten de pieren van IJmuiden koers zet richting Zandvoort, schuin aansturend op de kust. Ten N van het Bloemendaalse strand, op tien meter water, strijk ik de zeilen en laat de boot uitdrijven in de noordwaarts gerichte stroom.
Als ik Lolita in haar kist te water laat voltrekt de handeling zich precies zoals eerder in mijn boek beschreven. Ik mis bij het wegzinken alleen de borrelingen van de ontsnappende lucht. Ik ga ditmaal niet naar binnen voor een shot whiskey, dat lijkt me eerbiediger.
Ik noteer de positie: 52.26.07 N, 04.32.13 E.
Op de terugweg naar de havenmonding moet ik scherp aan de wind zeilen, waardoor de Argos bijna zijn rompsnelheid haalt. Ik raadpleeg de GPS en constateer dat ik met de stroom mee over de grond bijna 10 knopen maak, waardoor het lijkt alsof ik van deze plaats wegvlucht, hetgeen allerminst het geval is.
Eerder zou ik hier altijd willen blijven.
L.H. Wiener