Recensie: Louis Couperus – Metamorfoze
In 2013 is het 150 jaar geleden dat Louis Couperus geboren werd. Daarom is het dit jaar Louis Couperusjaar. Reden voor Doeke Sijens en Coen Peppelenbos om het Verzameld werk van de schrijver te lezen van deel 1 tot en met deel 50. Vandaag deel 13: Metamorfoze.
Portret van een schrijver als jongeman
In 1897 verschijnt Metamorfoze, een belangrijk boek in het oeuvre van Louis Couperus. Niet zozeer vanwege de verhalende kracht, maar meer vanwege de opvattingen over het schrijverschap die spreken uit het boek. Metamorfoze is een poëticaal boek over een jonge schrijver. Een schrijver die worstelt met zijn thema’s, met zijn stijl en met zijn leven. Een versluierd zelfportret van Couperus.
In het laatste deel van Metamorfoze staat de schrijver Hugo Aylva duidelijk voor ogen hoe hij het boek waar hij mee bezig is zal opbouwen:
De titel ervan vlamde boven het motto met letters van zilveren schichten: Metamorfoze…
De held van het boek trad op hem toe langs heel langen weg van perspectief, uit den vagen schemer van verleden achter verledens.
De held was de Ziel, die altijd was.
De hoofdstukken waren de Incarnaties, de Reïncarnaties der Ziel, zoovele, dat hij een keuze moest doen…
Ik ben niet zo’n gelover in reïncarnaties van de ziel, noch de kunstenaarsziel, maar eind 19e eeuw werd er nogal mee gedweept. Aylva schurkt zelfs nogal aan tegen het theosofisme:
Er waren velen, die dachten als hij, of ongeveer, en zich noemden theosofen.
Hij wilde niet zijn een van hen; hij was altijd te eenzaam geweest — door omstandigheid en neiging — om zich aan te sluiten ter wille van gemeenschap.
Het zou te makkelijk zijn om Metamorfoze weg te zetten als zweverig boek, alhoewel het hier en daar wel heel veel ‘Ziel’ en ‘Aspiratie’ is, want dan zouden de opmerkingen van Couperus over het schrijverschap wellicht ten onder gaan in te veel metafysische tralala.
Metamorfoze bestaat uit vijf delen die voor een groot deel de carrière van Couperus volgen. Wat Aylva reïncarnaties noemt, zou je anders geformuleerd ook veranderingen in schrijversopvattingen kunnen noemen. Aylva begint net als Couperus met poëzie; Aylva schrijft Mathilde, Couperus Eline Vere, Aylva schrijft Schaakspel, Couperus Noodlot, Aylva schrijft Nirwana, Couperus Extaze, Aylva schrijft Anarchisme, Couperus zijn koningsromans. Telkens volg je de schrijver en zijn hoofdpersoon op hun weg als beginnend schrijver. De tegenwerking die Couperus ondervond vanuit De Nieuwe Gids wordt herhaald en ondanks de afkeer van dat tijdschrift besluit de schrijver toch te stoppen met het schrijven van gedichten.
Het romangedeelte komt het meest tot leven als Couperus het leven van Aylva beschrijft wonend in Den Haag bij zijn oude moeder, met de visities van vrienden, mannelijke, maar ook vrouwelijke, van wie Emilie de belangrijkste is. Zij is samen met Couperus opgegroeid in Indië en is als een zus voor hem. Maar de jonge Aylva is rusteloos. Hij gaat steeds op reis en worstelt in den vreemde met zijn kunst en leven. Het sterkst is dat in het derde deel, als hij in Parijs woont en verliefd wordt op Hélène, een in het zwart geklede vrouw uit de betere kringen die een zwaar leven achter de rug heeft, maar wel salon houdt op dinsdagavonden en dan omringd wordt door een kleine schare kunstzinnige vrienden. Aylva verkeert daar tussen en wordt hopeloos, maar tevergeefs verliefd op haar. Hij wil het leven voor de kunst laten gaan, maar hij kan haar niet uit haar verdriet bevrijden met zijn liefde. Aylva stort in een depressie. ‘Het was eene zieke kunst, de kunst van het woord.’ Tijd voor een verandering in zijn poëtica.
In een interessant artikel in Vlaanderen heeft H.T.M. van Vliet het oorspronkelijke manuscript en de aantekeningen vergeleken met wat in het boek is terechtgekomen. In eerste instantie was er niet sprake van een vrouw in Parijs, maar van een man, Henri de Vicq.
Uiteindelijk is hij ervoor teruggedeinsd zich op deze wijze bloot te geven. Zo bezien is de hele ‘metamorfoze’-poëtica ook een vorm van zelfbescherming.
In het laatste hoofdstuk vindt Aylva het ware geluk bij Emilie. Geluk is nooit bijster interessant om te lezen, maar in de manier waarop het jonge paar de nieuwe boekenkast inricht zie je de volgende verandering alweer aankomen. Dankzij Emilie komen er ook sprookjes in de kast. Een vooruitwijzing naar de boeken die Couperus nog zou publiceren. Intrigerend, en ook een beetje kleinzielig is de lange filippica tegen recensenten. Volgens de verantwoording was deze passage oorspronkelijk nog veel langer. Je hoort dan duidelijk Couperus zelf zijn gal spugen over de critici van zijn tijd.
Jongens, wat kunnen jullie kinderachtig zijn in je artikeltjes. Je ziet toch wel, dat ik het ernstig bedoel, niet waar, en je bent niet grootmoedig om me in een kolommetje geestigheid af te breken. Kijk eens, ik heb meer dan een jaar van mijn leven besteed aan ‘Anarchisme’ en jij schrijft je kolommetje geestigheid in een half uur. Voel je nu al niet iets, alsof je je hebt kunnen vergissen in dat halve uur, en of ik gelijk zou kunnen hebben in mijn levensjaar? Voel je nu al niet je weergalooze oppervlakkigheid en vluchtigheid en het waardelooze gemak, waarmeê je je kolommetje schrijft. Voel je niet, dat het heel moeilijk is een jaar van je leven te wijden aan een roman, en, dat het integendeel zeer gemakkelijk is, in een half uur eenig valsch vernuft bij elkaar te flansen? Kijk, er is niets geen verhouding of evenwicht tusschen mijn roman en jouw artikeltje. Ik leen je duizend gulden en je geeft me een dubbeltje terug, en niet eens met een dankbaar gemoed of een beleefd woord. Wegen we ons werk in één weegschaal, dan zinkt mijn gewicht heel zwaar neêr en jij vliegt in de lucht. Maar je denkt daar allemaal niet aan. Er is een nieuw boek verschenen: ‘Anarchisme’ en dat moet jij recenseeren, en na ‘Anarchisme’ een ander nieuw boek. Hoeveel recenseer je er in de week? Ik wed, dat ik je zelfvertrouwen al aan het wankelen breng en dat je -de nutteloosheid van je arm kolommetje al een beetje gaat inzien.
En zo gaat dat nog een vermakelijke bladzijde door.
Metamorfoze zal nooit een groot publiek bereiken, daarvoor is de inhoud te veel gericht op het literaire, maar wie een grondige studie van Couperus maakt, kan niet om dit sleutelboek heen.
Coen Peppelenbos
Louis Couperus – Metamorfoze. Volledige werken deel 13, L.J. Veen, Utrecht, 1988 (oorspronkelijk: L.J. Veen, Amsterdam, 1897). 278 blz.
(Afbeelding omslag via de site van het Louis Couperus Genootschap, waarop een schat aan achtergrondinformatie staat.)
In alle vriendelijkheid: weer dat autobiagrafische! Wat doet dat er toe? Metamorfoze is los van alles prachtig, een van Couperus\’ weinige serieuze volwassen literaire werken m.i.
autobiografische.
Omdat je juist dit boek wel op zijn leven moet betrekken. Of, zoals hij zelf aan zijn uitgever schreef: \’Het is eenigszins autobiografie, voor zoverre het werk geeft de kunst-evolutie van een modern auteur, die eerst poëzie schrijft en later proza. Er komt dus van zelf heel veel in van mijzelven.\’