Nominaties Tzum-prijs 2016

Hieronder staan de nominaties voor de Tzum-prijs 2016 (voor de mooiste zin uit een boek van 2015!). U kunt zelf ook nog tot eind augustus een zin nomineren, zie het formulier onderaan de bladzijde. De voorwaarden zijn:

– De zin moest staan in een oorspronkelijk Nederlands prozawerk dat in boekvorm voor het eerst is gepubliceerd in 2015 (geen eigen beheer-uitgaven).

– Iedereen mag inzenden, iedereen mag meer dan één zin inzenden.

– Inzendingen vermelden met het citaat en bladzijdenummer.

– De deskundige jury (redactie Tzum) voegt zelf ook zinnen toe. Bij meer dan drie genomineerde zinnen uit één boek kan de jury een voorselectie maken.

– Vermeld uw eigen naam en adres. Alleen uw naam wordt genoemd als inzender bij de nominatie.

(Zinnen van redactieleden en/of medewerkers aan Tzum mogen wel worden ingezonden, maar worden uitgesloten voor de eindstrijd.)

Voor de duidelijkheid: nomineren betekent dat u zelf zinnen kunt toevoegen aan de nominaties, niet dat u kunt stemmen op één van de onderstaande nominaties.

De nominaties van de vorige drie jaren staan in het archief.

Alle winnende zinnen vanaf 2002 zijn hier te lezen.

De nominaties tot nu toe:

Chrétien BreukersLot (blz. 107)

– En dan zat ik daar weer, met een lapje verbrand vlees op mijn bord, een hoopje moedeloos ineengezakte aardappels ernaast en een handje verschrikte bonen dat zich achter het vlees probeerde te verstoppen, en dan wilde ik dat allemaal níét opeten, maar het moest, en dan gooide ik er een half blik goedkope appelmoes (andere appelmoes, daar hield mijn moeder niet van, of die vond ze te duur, denk ik) overheen en dan ging het, dan kon ik dat bord vol gematerialiseerde kinder- en mensenhaat (mijn moeder hield ervan te haten) met moeite naar binnen werken.

Bavo ClaesVijftig (blz. 112, genomineerd door Jan Bosmans)

– Jan merkt dat ze nog gauw het inlegkruisje uit de slip grist, ook ziet hij hoe, iets hoger, het wasetiket onder haar beha uit steekt, en in plaats van in de welbekende oerdrift te ontsteken heeft hij plots met haar te doen.

Bavo ClaesVijftig (blz. 143-144, genomineerd door Jan Bosmans)

– Hij wrijft het knoopje schoon met zijn servet en stopt het in de borstzak van zijn jasje, waar het een jaar later samen met een zakje suiker gevonden zal worden door een verlopen postbeambte die het pak voor een habbekrats bij het Leger des Heils gekocht heeft.

Bavo ClaesVijftig (blz. 182, genomineerd door Jan Bosmans)

– De bestuurder heeft zich kennelijk ten doel gesteld om een rijtje auto’s dat hem de doorgang verspert met zuiver akoestische middelen te verbrijzelen en aan de kant te vegen.

Yannick DangreDe idioot en de tederheid (blz. 74)

– Hij prees de zoencapaciteiten van de ene, de bilpartij van weer een andere en de klanten lachten, hongerig naar meer verhalen die hen een ogenblik uit de drek van hun eigen huwelijk zouden trekken.

A.H.J. DautzenbergWie zoet is (blz. 67)

– Mensen voelen zich pas veilig als ze geknecht worden door een systeem, door regeltjes, door convergerende richtingaanwijzers.

A.H.J. DautzenbergWie zoet is (blz. 194)

– De rimpels trekken de jaren naar elkaar toe.

Renate DorresteinWeerwater (blz. 27)

– De toekomst strekte zich als een aanstekelijk stripverhaal voor haar uit, vol aandoenlijke situaties met tekstballonnen die zij kordaat zou volgillen met ‘Ahh!’ en ‘Oempf!’, en rondstuiterende figuurtjes die altijd op hun voeten terechtkwamen, wat er ook gebeurde.

Paul GellingsDe jacht op de klaproos (blz. 74)

– De lucht in die kleine woning onder de rook van de fabrieken leek te bestaan uit verdriet.

Ronald GiphartHarem (blz. 101)

– Een dj verderop draaide euthanasiejazz.

Wouter GodijnDe liefdesmachine (blz. 9)

– Opdat men zal denken – ja, daar is men alweer, dag men, neem me niet kwalijk, neem me voorál niet kwalijk dat ik er ben; vaak heb ik het gevoel dat ik word omringd door een vijf- of achtvoudig, soms zelfs uit tientallen opgetrokken men, tientallen die me allemaal oplettend in de gaten houden – opdat men zal denken: wat een fantasie heeft die man.

Wouter GodijnDe liefdesmachine (blz. 162)

– Ach wat is het toch heerlijk, wat is het fijn, een rimpelig hangbuikzwijn van vijftig plus te zijn.

Wouter GodijnDe liefdesmachine (blz. 205)

– De zoetige stank van levensvreugde hing vermoeid tussen de stammen.

Wouter GodijnDe liefdesmachine (blz. 250)

– Nog steeds strompel ik soms de trap op, vlucht naar mijn werkkamer, desnoods naar de badkamer, de plee, een hok dat ik op slot kan doen, elk hok is goed, of anders in de regenpijp, het dak op, het balkon op dat er niet is, ik verander mezelf in een topzware vleermuis en fladder, ijl gejammer uitstotend, naar de dichtstbijzijnde, nachtzwarte treurboom, terwijl de letters LAAT ME MET RUST! In mijn hoofd zo groot zijn geworden, dat ze er elk ogenblik uit lijken te kunnen barsten.

Anne-Gine GoemansHonolulu King (blz. 57)

– Zijn lijf, met uitzondering van zijn hoofd, doet hem denken aan de pan oudemannetjesvlees die zijn schoonmoeder op zondag maakte.

Erik Jan HarmensHallo muur (blz. 10)

– Ik ruimde de boel af en wandelde het winkelcentrum in, dit keer op de te klein gekochte dure gympen die mijn beide grote tenen afknellen, waardoor er donkere vlekken verschenen onder de nagels, die voorlopig niet meer weggaan.

Erik Jan HarmensHallo muur (blz. 17)

– In het weekend danst ze in de clubs tot aan het uur dat ik de hond al aan het uitlaten ben in het recreatiegebied, slenterend over de paden langs de bordjes met een pictogram van een schijtende dobermann.

Erik Jan HarmensHallo muur (blz. 92)

– Misschien moet ik haar voortaan per mail deelgenoot maken van mijn fantasieën, zodat ze ook in háár geheugen worden opgeslagen, en we zonder elkaar aan te raken zo vaak het bed zullen hebben gedeeld, dat een echte hand op haar hand, op haar knie, op haar borst, rond haar kut, uiteindelijk vertrouwd zal aanvoelen, ik haar de sleutel van mijn huis kan geven en ze uiteindelijk echt naar binnen kan ruisen, om me naar de slaapkamer te leiden en mij vanuit verschillende perspectieven naar haar lijf te laten kijken; dat lijf dat dampt als grasland in de vroege morgen.

Maarten ’t HartMagdalena (blz. 126)

– Weer zag ik voor mij hoe mijn moeder steevast op maandagmorgen, als zij het wasgoed in de voor een halve dag gehuurde wasmachine propte, de witte lakens alvast rijkelijk bevochtigde met haar tranen.

Carel HelderC.V. (blz. 191)

– Toen ze had neergelegd, zag ze dat de meerkoeten achter het huis aan hun nest waren begonnen.

Krijn Peter HesselinkMoederziel (blz. 123, genomineerd door Karel)

– Zelfs als ik mijn moeder terugvind, blijft mijn vader water opzetten en blijft Mariëlle me aankijken alsof ik hoogstpersoonlijk een weeshuis in de fik heb gestoken, alsof ik de geur van verschroeid mensenvlees gretig opsnuif terwijl ik de vuurzee op veilige afstand gadesla, alsof ik pas de benen neem wanneer de laatste hulpkreet is verstorven.

Auke HulstSlaap zacht, Johnny Idaho (blz. 20)

– Ze heeft iets van een pop, waardoor mensen, tot haar ergernis en haar voordeel, geneigd zijn haar intelligentie te onderschatten.

Arthur JapinDe gevleugelde (blz. 44)

– Walther vroeg zich af of de vrouw een compliment verwachtte of een diagnose.

Arthur JapinDe gevleugelde (blz. 65)

– Gele koorts was in die jaren, naast het keizerschap, het enige waar Brazilië wereldwijd bekend om stond.

Nicolien MizeeDe Halfbroer (blz. 110)

– Goddank denkt mijn vader meestal dat hij in een Duitse schouwburg zit en zegt hij telkens dat we terug naar de zaal moeten omdat de pauze wel voorbij zal zijn.

Marente de MoorGezellige verhalen (blz. 172)

– Josephina en Bert waren erin geslaagd een leven te leiden zoals kinderen dat moeten tekenen en bouwen van blokken, om er vervolgens als volwassenen vergeefs naar te blijven te zoeken.

Bert NatterRemington (blz. 139)

– Zet je bureau voor het raam, zeiden wij, maar mijn vader liet het gevaarte midden in zijn kamer staan, recht onder de vergeelde plafonnière met de zwarte lijkjes van insecten, waarover mijn vader opmerkte dat wat vlinders voor Nabokov waren, vliegen, bijen en muggen voor hem waren.

Bert NatterGoldberg (blz. 466, genomineerd door Jan Sparreboom)

– Alle moeite die componisten, dichters, musici, zangers en zangeressen doen om de mensen een onvergetelijke avond te bezorgen, zoals gisteren, de kramp van de violisten, de doorwaakte nachten van de componist, de stoelgang van de zangers, de oprechte intentie om met z’n allen iets groots te vertonen, alles valt in het niet bij een man die de hele dag bonen en uien eet om voorovergebogen en verkleed als de Franse koning, door een klepje in zijn broek het alfabet te ruften.

Andreas OosthoekHet relaas van Solle (blz. 63)

– Ongrijpbaar zou hij zijn, maar hij werd getroffen door de hand van de overheid en, geheel tegen zijn zin, ingelijfd bij des konings paardenvolk, de cavalerie, de stapelplaats van de gescharnierde namen.

Yannick OttoyDrang (blz. 141, genomineerd door Mireille Rowies)

– Wie niet voor een zachtgekookt eitje wilde doorgaan, kon zich maar beter sterk en stil houden, want het leven spaart niemand en verhalen vervelen na verloop van tijd.

Yannick OttoyDrang (blz. 198, genomineerd door Jonas Van Overwaelle)

– Door zijn vragen schemerden spot en ironie, en het was voor Philippe maar te hopen dat er ook mildere gevoelens in schuilden: empathie, vergeving en het besef dat het lastig leven is op het eiland van het eigen gelijk.

Connie PalmenJij zegt het (blz. 11, genomineerd door Michel de Boer)

– Een parelmoeren lach, tanden wit als van een haai, blinkend tussen bloedrood geverfde, vlezige lippen, zonneschijnblond golvend haar, alles wat wild en onbesuisd aan haar was ingesnoerd door een strakgetailleerde jurk, rood en zwart, de kleuren van de Schorpioen.

Connie PalmenJij zegt het (blz. 24 )

– In honderden dichtbeschreven pagina’s, waarvan de guirlandes van het handschrift me onthullen hoe ze zich op dat moment voelde, vond ik mezelf soms onherkenbaar terug, de gevangene van een verwrongen perspectief, onbegrepen, mijn daden verkeerd geduid, en ontmoette haar opnieuw, ontbloot van camouflage, verdrietig, wrokkig, wantrouwig en stoutmoedig.

Connie PalmenJij zegt het (blz. 34, genomineerd door Marjan Kloosterman)

– In het dagelijks leven proberen we ons verstaanbaar te maken door de taal van anderen te spreken in de hoop daardoor begrepen te worden, maar in de nacht, als de ratio en de sociale aangepastheid in slaap gesukkeld zijn, spreekt een ongebonden zelf ons toe in een hoogsteigen taal.

Connie PalmenJij zegt het (blz. 193 )

– Van een twee meter lange plank van olmenhout maakte ik een schrijftafel voor mijn vrouw, schaafde en schuurde net zo lang tot hij glom als een spiegel en verdrong tijdens het werken met alle macht de steeds terugkerende gedachte dat ik het deksel van de doodskist uit onze droom aan het politoeren was.

Hagar PeetersMalva (blz. 19)

– De puntkomma wordt met uitsterven bedreigd nu bijna niemand meer weet waar hij hem moet plaatsen, en zo is hij dus in het nadeel ten opzichte van andere leestekens, precies zoals ik als mens was achtergesteld bij mijn medemensen.

Hagar PeetersMalva (blz. 21)

– Daar was mijn vader, ooit brood en aarde voor mijn handen en mijn voeten, hij die alles was geweest wat had bestaan tussen mij en de horizon, alles waarnaar ik vanuit mijn wieg had gereikt, degene geworden die de horizon alleen nog dienst liet doen om in die richting zijn hoofd te schudden (ik zag zijn wangen in een visuele echo tegen de beweging in zwenken) nadat hem de vraag was gesteld of hij van het bestaan van zijn eigen dochter in zijn memoires zou reppen.

Hagar PeetersMalva (blz. 25, genomineerd door Giny Backers)

– De ene broer van mijn vader was weer de zoon van mijn opa met de vrouw die later mijn stiefmoeder werd maar die hij bij deze toekomstige stiefmoeder verwekt had nog voor zijn vrouw mijn vader ter wereld had gebracht; en om het verhaal nog ingewikkelder te maken, was de zus van mijn vader weer de dochter van diezelfde stiefmoeder maar met een andere man.

Hagar PeetersMalva (blz. 29)

– Palmbomen die goedertieren in de wind wiegden, een kalmte die na driehonderd jaar kolonisatie bestendigd leek en loom was als de hitte, de baboes en de balustraden waarachter alleen de cadans van de schommelstoelen en het nietsdoen zichtbaar waren; toen mijn moeder amper twintig jaar was, bleek het op persoonlijk gebied al toedeloe met tempo doeloe, gedaan met die goede oude tijd, nog voor het afscheid daarvan doordrong tot de rest van de kolonie, al morrelde het aan de balustraden van de binnenplaatsen en zaagde het aan de poten van de schommelstoelen van de kolonialen.

Hagar PeetersMalva (blz. 50)

– Bemoei je niet met mijn ontroering, dacht hij, wiens melancholieke ziel naar zijn eigen zeggen een carrousel was in de schemering, terwijl de hare volgens hem een schommel was op een ordinaire braderie.

Hagar PeetersMalva (blz. 130)

– De nazi’s dachten dat levenslicht een immens hagelwit laken was waaronder sommigen wel en anderen niet mochten slapen, omdat die er met hun vieze vingers aan zouden zitten, waardoor er vlekken op zouden komen die er in de was van de waarheid niet meer uit zouden gaan.

Yves PetryLiefde bij wijze van spreken (blz. 53)

– Ze ging naar bed met jongens op de manier waarop ze vroeger boeken las: omdat ze het gevoel had dat het van haar werd verwacht, niet omdat ze er zelf veel bijzonders van verwachtte.

Yves PetryLiefde bij wijze van spreken (blz. 71)

– Het streelde mijn mannelijk zelfgevoel om een arm rond haar schouders te slaan, haar vluchtig met twee vingers over de wang te strijken, onbeschroomd een hand over haar gladde, kastanjebruine haar te laten glijden; om haar te troosten als een vader of een broer of waarom zou ik niet mogen zeggen als een echte man – maar dan wel zonder dat mijn geslacht zelfs maar een millimeter van plaats verschoof.

Herman SandmanDe eeuwige Veenkoloniaal (blz. 94)

– Het was mijn ouders, die zich vrijdags om onze kinderen bekommeren, opgevallen dat ik bij thuiskomst eerst een borrel inschonk en dan pas ‘hallo’ zei.

Herman SandmanDe eeuwige Veenkoloniaal (blz. 101)

– Als je van literatuur houdt, zal het leven zonder het oeuvre van Roth minder leuk zijn, dus in die zin heeft de man betekenis, maar ik geloof niet dat er in Slochteren iemand is die er een minuut minder om zou slapen als de schrijver een week na zijn geboorte was leeggezogen door een larve.

K. SchippersNiet verder vertellen (genomineerd door Arjen Fortuin)

– Verder schikt alles zich naar z’n eigen stilte en blijft zo van zichzelf af dat de vaagste geluiden uit de winkel hier aankomen.

K. SchippersNiet verder vertellen (blz. 41)

– Jarenlang heb ik me erop verheugd en nu ga ik het zien, licht dat niet meer over een berg kan komen.

K. SchippersNiet verder vertellen (blz. 113)

– Iets wat je niet mag hebben wordt steeds mooier.

K. SchippersNiet verder vertellen (blz. 177)

– Eerst geurt en fladdert het zomaar wat aan de randen van je zintuigen, je bent het haast voorbij en dan hecht het zich toch nog aan je, gaat het in je op om heel andere dingen mee te maken.

A.L. SnijdersDe libelleman (blz. 75)

– De buurt waar seks de hoofdschotel vormde was ’s morgens bij zonsopgang het mooist.

A.L. SnijdersDe libelleman (blz. 113)

– Iedereen heeft deze verwachtingsvolle morgen aan de zin van het leven gedacht, niemand heeft een bevredigend antwoord gekregen, behalve de tevredenen of legen.

A.L. SnijdersDe libelleman (blz. 116)

– Het begon met bomen, het eindigt met stenen.

A.L. SnijdersDe libelleman (blz. 147)

– Op het station van Gent loopt een vrouw die er niet uitziet als een slachtoffer, ze heeft prachtig haar en draagt mooie laarzen, ook haar tas getuigt van smaak en inzicht.

A.L. SnijdersDe libelleman (blz. 188)

– Als iemand mij nu in de winter door het bos ziet rijden op mijn tractor, kan hij denken: hij heeft er op tijd antivries in gedaan, hij heeft geluk gehad.

Arie StormHet laatste testament van Frans Kellendonk (blz. 69)

– Echt gebeurd is allang niet meer iets om je voor te schamen als schrijver.

Jan VantoortelboomDe man die haast had (blz. 71)

– Vanaf het moment van zinnelijkheid, de bewustwording van een lust in zijn lichaam voor Liliane, vond hij de kaalheid van zijn interieur hinderlijk.

Annelies VerbekeDertig dagen (blz. 108)

– De woede die de tengere dertiger uitstraalt kan niet het gevolg zijn van een nachtje slecht slapen of het missen van een trein; dit is een levenswerk.

Dimitri VerhulstDe zomer hou je ook niet tegen (titel!)

– De zomer hou je ook niet tegen.

L.H. WienerIn zee gaat niets verloren (blz. 118)

– Wij fietsten langs onafzienbare akkers met gewassen die wij vaak niet konden determineren, in ieder geval groeien er in Zeeland veel aardappels.

L.H. WienerIn zee gaat niets verloren (blz. 209)

– Ik breng mijn fiets tot stilstand in de Sarphatistraat te Amsterdam bij het huisnummer 47-55 en ga met mijn blik langs de geven van het norse gebouw, waarin George Orwells Ministery of love goed tot zijn recht zou kunnen komen, een bastion dat weinig bijdraagt aan ‘de mooiste plek van Europa’, zoals een zonderling deze straat ooit aanduidde.

Leon de WinterGeronimo (blz. 109)

– Terwijl Gould op de achtergrond neuriede en gromde wanneer hij met zijn vingers de wereld opnieuw schiep, vertelde Vera me via een slechte lijn dat ons kindje was gestorven.

Lucas ZandbergDe vergeten prins (blz. 11)

– Na het samenzijn met een vrouw ging Wiwill altijd meteen in bad, niet alleen uit hygiënische overwegingen maar ook om geslachtsziektes te voorkomen.

Koos van ZomerenAlles is begonnen (blz. 23)

– Blijkbaar zend ik signalen uit op een golflengte waarop niemand meer afstemt.

Koos van ZomerenAlles is begonnen (blz. 178)

– Mijn boeken zie ik tegenwoordig als de bemanning van een schip dat is vergaan.

Zin nomineren


    Adres